Wat zijn hormonen
De Hormonen zijn chemische stoffen, welke een zeer specifieke uitwerking op de organen en weefsels van het lichaam uitoefenen, zowel in de zin van aanzetten als af remmen. Dit woord hormonen stam af van het Griekse woord hormân en dat betekent: aandrijfstoffen. Typisch voor hormonen is verder, dat zeer geringe hoeveelheden een zeer intensief effect hebben. Hormonen worden vervoerd door het bloed en afgebroken in de lever. Hormonen verzorgen processen die langzaam over een langere periode verlopen. Zij regelen bijvoorbeeld de groei, beïnvloeden de stofwisseling, beïnvloeden het gedrag en het karakter van de mens en zij zorgen voor een harmonisch verloop van de verschillende orgaan functies. De regeling van de afscheiding van de verschillende hormonen is buitengewoon ingewikkeld, zij geschiedt zowel door het zenuwstelsel als door het hormoonstelsel (endocrien stelsel).hormonen De hormonen werken alleen niet aan de tot standkoming van de door aanleg bepaalde vorm van de mens tijdens de ontwikkeling, maar ook daarna aan het behoud van de reeds ontwikkelde organen. Er zijn organen die de eenmaal bereikte graad van ontwikkeling slechts behouden als zij voortdurend het hormoon krijgen toegevoerd, die voor hun ontwikkeling noodzakelijk zijn.
De hormonen beïnvloeden, net zoals het autonome zenuwstelsel, vele functies binnen het organisme. Het primaire aangrijpingspunt is steeds de stofwisseling. Via veranderingen in de stofwisseling worden uiteenlopende functies beïnvloed zoals de voortplanting, groei en ontwikkeling, opslag en verbruik van reserve voedsel, de water- en zouthuishouding en de spijsvertering. Ook zijn vele invloeden op het gedrag bekend, bijvoorbeeld op het leervermogen, op seksueel gedrag en op agressief gedrag. Hormonen bezitten een aantal algemene kenmerken.

- Hormonen beïnvloeden de stofwisseling via het op gang brengen, versnellen of afremmen van bepaalde processen in de doelwitorganen (of effect organen). Dit zijn de organen die een specifieke gevoeligheid hebben voor het hormoon.
- Hormonen zijn aanwezig in het bloed in uiterst kleine hoeveelheden en zijn vaak gebonden aan eiwitmoleculen met een transportfunctie .
- Hormonen worden afgegeven als antwoord op een specifieke prikkel. Afhankelijk van elektrische stimulatie of concentratie van hormonen of andere stoffen in het bloed geeft een hormoonklier minder of meer hormoon af.
- Kleine hoeveelheden hormoon kunnen opvallende veranderingen teweegbrengen in het fysiologisch functioneren.
- Hormonen worden continu geïnactiveerd, afgebroken en via de lever met de gal of via de nieren met de urine uitgescheiden.
- De specificiteit van hormonen berust op de aanwezigheid van het voor hormoon gevoelige receptoren. Door het bezetten van de receptoor activeert of remt het hormoonmolecuul bepaalde processen in de cel. Een hormoon is dus werkzaam op een bepaalde celtype wanneer receptoren voor het hormoon aanwezig zijn. De aard van de werking hangt samen af met functie van de getroffen cellen en de invloed die de geactiveerde receptor op dit functioneren heeft. Zo is het mogelijk dat eenzelfde hormoon in verschillende organen en weefsels een volkomen verschillende werking heeft.
- Er zijn twee soorten hormonen: eiwithormonen en steroïdhormonen. De eiwit hormonen valt te verdelen in twee groepen: de van aminozuren afgeleide verbindingen (b.v. thyroxine (t4) en (nor)adrenaline, en de van uit aminozuren opgebouwde verbindingen: van zeer kleine obligopeptiden tot grote (glyco)proteïnen (b.v. insuline en het thyreotroophormoon). Ze zijn werkzaam door het bezetten van receptoren op de celmembraan van de cellen van doelwitorgaan, en de van cholesterol afgeleide verbindingen het steroïdhormoon (b.v. cortisol en testosteron). De steroïdhormonen zijn alle chemisch en zijn werkzaam doordat ze receptoren in het cytoplasma van hun doelorganen kunnen bezetten.
In de hier boven genoemde tekst werd aangenomen dat hormonen steeds in een endocrien klier worden gevormd. (endocrien klieren zijn klieren die hun product afgeven aan het bloed. Dit in tegenstelling tot exocriene klieren, zoals de zweetklieren en de speekselklieren die via hun afvoergang hun producten aan de buitenwereld of het spijsverteringskanaal afgeven.) Er bestaan echter ook zogenaamde weefselhormonen die niet in hormoonklieren worden gevormd. Toch verdienen ze de naam hormoon omdat ze aan alle hierboven omschreven kenmerken voldoen. Voorbeelden van weefselhormoon zijn gasterine uit de maagwand, cholecystokinine-pancreozymine uit de darmwand en renine uit de nier.
Het endocrien stelsel
Het endocrien stelsel (hormoon stelsel) bestaat uit klieren oftewel endocriene klieren (hormoonklieren). De endocriene klieren zijn organen waarin de hormonen geproduceerd worden, die vervolgens afgeven worden aan het bloed. De verschillende klieren staan met elkaar in verband, sommige beheersen zelfs de hormoonafscheiding van andere klieren doormiddel van een aantal terugkoppelingsmechanismen. Zo zorgt een overvloed van een bepaald hormoon ervoor dat de productie van het hormoon dat zijn aanmaak stimuleert, wordt afgeremd. Samen met het zenuwstelsel beheerst het endocrien stelsel de activiteit van alle organen en systemen in het menselijk lichaam.
Endocriene klieren hebben geen afvoerbuizen, ze geven hormonen af aan het bloed. De hormonen worden door de bloedsomloop over het hele lichaam verdeeld. Dit endocrien stelsel is bij een gezond mens in subtiele balans. Bij ziekte is deze balans verstoord, wat heel diverse oorzaken kan hebben. De belangrijkste endocriene klieren zijn o.a.:

- Epifyse of Pijnappelklier
- Hypofyse en de Hypothalamus
- Schildklier en Bijschildklieren
- Thymusklier of Zwezerik
- Alvleesklier of Pancreas
- Bijnieren
- Geslachtsklieren:
- Man: Zaadballen (Testes)
Vrouw: Eierstokken (Ovaria)

Al deze klieren worden op hun beurt door een overkoepelend orgaan gecoördineerd, en wel door de Hypofyse. Die activeert bepaalde boodschapperstoffen, de zogenaamde releasingfactoren, waardoor de verschillende klieren worden gecontroleerd. Op die manier zijn de afzonderlijke terugkoppelingssystemen terug gekoppeld naar de Hypofyse, die op haar beurt is teruggekoppeld naar de in de tussenhersenen gelegen Hypothalamus.
Alles is met al het overige verbonden en maakt deel uit van een strenge hiërarchie deze hiërarchie fungeert overigens niet als een vorm van autoritair eenrichtingsverkeer van boven naar beneden, maar staat via de verschillende terugkoppelingssystemen open voor informatie van de lichamelijke achterban. De hypofyse is in dit verband de "regelneef". Echter, helemaal voor het zeggen heeft hij het niet want op zijn beurt staat hij onder directe invloed van het zenuwstelsel.
Overal in het lichaam worden hormonen aangemaakt en natuurlijk moeten die op een zeker moment ook weer afgebroken worden. Dit vindt met name plaats in de lever.
Samenhang hormoon- en zenuwstelsel
Met nadruk wordt gewezen op het feit dat de hiervoor afzonderlijke behandelde regulatie- en coördinatiesystemen nauw samenhangen. Om deze samenhang te illustreren zal in deze paragraaf kort worden ingegaan op de fysiologische aspecten van stress en emoties. We zullen gaan zien dat de hypothalamus belangrijke centra van het autonome zenuwstelsel bevat en via de hypofyse de activiteit van de perifere hormoonklieren reguleert. Elektrische activiteit in bepaalde hypothalamusgebieden blijkt ook samen te hangen met emotionele gevoelens en gedragingen. Zo zijn er in de loop van de jaren centra beschreven voor agressiviteit, lust- en onlust gevoelens, vlucht- en vecht gedrag. Het identificeren van zulke centra betekent natuurlijk niet dat bepaalde emoties daar "zitten".
zenuwstelsel

Bij het emotionele gevoel speelt ook het zogenaamde limbische systeem een belangrijke rol. Dit is het binnenste gedeelte van de grote hersenen dat zowel veel verbindingen met de rest van het cerebrum als met de hypothalamus heeft. Over de precieze relatie van al deze hersendelen is nog veel onzekerheid. Duidelijk is in ieder geval dat het individu aan de situatie in de omgeving zoals die via de zintuigen wordt opgenomen een betekenis toekent met een bepaalde emotionele waarde. Deze emotionele waarde hangt deels samen met de biologische achtergrond (erfelijk bepaald) en deels via leerprocessen met voorafgaande ervaringen. Bij sterke emoties (angst, woede, ontroering, opwinding) zien we talrijke veranderingen optreden in het lichamelijk functioneren. Deze veranderingen komen vooral tot stand door het sympathische zenuwstelsel en het hormoon stelsel. Wijzingen kunnen ondermeer optreden in hartfrequentie, bloeddruk, verdeling van bloed over het lichaam (rood of bleek worden), traanproductie(huilen), activiteit van zweetklieren, pupildiameter, maagsapproductie en waakzaamheid.
Deze zogenaamde autonome veranderingen worden soms gebruikt om een indruk van de mate van geëmotioneerdheid te krijgen; zo wordt in sommige culturen de hoeveelheid vergoten tranen als maat voor het geleden verdriet genomen. Deze veronderstelling wordt toegepast in de leugendetector. Met dit instrument wordt de elektrische huidweerstand gemeten. Deze verandert bij een verhoogde activiteit van de zweetklieren die zou samengaan met de emotie die met het vertellen van een leugen gepaard gaat. Of bij verschillende emoties nu steeds dezelfde of juist volkomen verschillende lichamelijke veranderingen tot stand komen is een moeilijk beantwoorden vraag waarmee de geleerden al honderd jaar worstelen. Duidelijk is in ieder geval wel dat er een zeer stereotype manier bestaat waarop het organisme zich op snel en adequaat handelen voorbereidt.
De "emergency reaction", "fight or flight respons" of stressreactie treedt ook op bij zeer uiteenlopende situaties zoals kou, lichamelijke inspanning, onthouding van slaap, angst, woede of hoge concentratie. Zoals gezegd bereidt het organisme zich door deze stereotype reactie voor op snel reageren (vechten of vluchten). De bijnieren spelen hierin een centrale rol: adrenaline komt in het bloed onder invloed van sympathische stimulatie en cortisol door een verhoogde ACTH-afgifte door de hypofyse. Hierdoor gaat onder met het hart sneller kloppen, komt glucose in het bloed, openen zich meer haarvaten in de spieren en verhoogt het ARAS in de hersenen het niveau van waakzaamheid. Deze reactie is zeer functioneel als lichamelijke activiteit inderdaad de juiste reactie op de emotionerende of de stressverwekkende situatie is. Dat is echter maar zelden het geval bij de huidige mens.
zenuw

De zaak wordt vooral bedenkelijk wanneer de toestand van stress over langere periodes blijft bestaan. De keerzijde van deze activerende werking van de stressreactie wordt gevormd door allerlei uitputtingsverschijnselen. Als gevolg hiervan kan op den duur aantasting van organen optreden. Zo zijn vooral de effecten op het hart (hart- en vaatziekten), de maag (maagzweer) en spieren (rugpijn) bekend geraakt als zogenaamde psychosomatische aandoeningen. Maar ook de koortsonderdrukkende en ontstekingsremmende werking van cortisol kan leiden tot een sterke algehele weerstandsverlaging waardoor de vatbaarheid voor infecties sterk is verhoogd. Het inzicht dat het centraal zenuw stelsel, het endocrien systeem en het immuunsysteem in hoge mate geïntegreerd functioneren, heeft een nieuwe wetenschap doen ontstaan: de (psycho)-neuro-endocrino-immunologie.
Bioritmen
De grondleggers van de hormonenwetenschap dachten dat het lichaam altijd naar een “stabiele conditie”of “evenwicht” streeft. Hormonen zouden ons helpen een constant inwendig milieu te verwezenlijken. Tegenwoordig weten we dat de hormoonspiegels van iedereen- niet alleen bij vrouwen- voortdurend veranderen. Toch komen ze pas in het middelpunt te staan als men vindt dat ze bij iemand op hol zijn geslagen. Omdat het onderzoekers niet lukt duidelijke afwijkingen van hormoonspiegels op een bepaald moment te vinden, zoeken ze naar verborgen pathologien in iemands “tijdstructuur”. Een aantal hormonen vertoont in een etmaal een min of meer regelmatig stijgend en dalend patroon. Dergelijke cycli worden circadiaanse ritmen genoemd, van het Latijnse circa diem, “een dag rond”. Cortisol, uit de bijnier, heeft meestal een piek tussen zes en acht uur ‘s morgens, terwijl de adrenalinespiegel ‘s middags het hoogst is.
Deze ritmen zijn grotendeels onafhankelijk van slapen en waken, en gaan altijd door, wat iemand ook doet. Ook de lichaamstemperatuur, slaperigheid en het niveau van het hormoon melatonine houden zich aan hun ritme, onder welke omstandigheden iemand ook leeft. Toch raken deze cycli uiteindelijk in het ongerede als iemand van de buitenwereld geïsoleerd raakt en van zijn normale dagindeling moet afwijken. Biologen zeggen dat een of meerdere interne “klokken” de cycli van ruwweg vierentwintig uur bepalen, maar dat de klok door iets uit de omgeving gelijk gezet moet worden. Zonder die uitwendige factoren kunnen allerlei cycli op drift raken of helemaal verdwijnen. Licht is de meest voor de hand liggende van deze “synchronizers”, in elk geval de meest bestudeerde.
Epifyse of Pijnappelklier

De Epifyse zit tegen het dak van de tussenhersenen, om precies te zijn aan de bovenkant van het derde ventrikel. Deze klier is zo groot als een gedroogde erwt en weegt nauwelijks 200 milligram. Het is een typische jeugdklier die na het tiende levensjaar begint af te nemen. Het afscheidingsproduct van de epifyse heeft tot de pubertijd een remmende pijnappelklierwerking op de hormonale activiteit van de geslachtsklieren. Dan op een zeker tijdstip, bepaald door de mysterieuze klok des levens, wordt de epifyse buiten werking gesteld, en geven de adenohypofyse (hypofysevoorkwab) de geslachtsklieren het sein dat de productie van geslachtshormonen kan beginnen. De huidige westerse wetenschap heeft nog niet zoveel feiten over de functie van deze hormoonklier verzameld, hoewel ze de hormonen serotonine, melatonine en Dimethyltryptamine (DMT) hebben ontdekt. Waargenomen effecten van melatonine op het immuunsysteem zijn onder meer de toegenomen productie van natural killer cellen, stimulering van de fagocytose en bevordering van de groei van beenmergcellen en over antikanker eigenschappen beschikt.
De wetenschap heeft ontdekt dat de epifyse op een ritmische wisseling van licht reageert en dat het een neurovegatatief controle orgaan is en de meeste hormonale invloeden, bijvoorbeeld die van het geslacht en of stofwisselingshormoon kan afremmen. Ze beschikt over een zogenaamde circadiaans ritme en over een grotere met jaargetijden samenhangende ritme. Ze is het hart van de psychomatische controle, zoals wordt gesuggereerd door haar ligging midden in de hersenen.
De vele aanwijzingen geven aan dat de pijnappelklier een fijngevoelig neuronaal en endocrien regelorgaan is, dat communiceert door middel van onder andere een combinatie van neuronale elektrische activiteit en een assortiment hormonen waarvan een gedeelte psychoactief is. Wat de pijnappelklier als verzameling zachte weefsels uniek maakt zijn de microscopische bolletjes ('hersenzandkorrels') in de cellen, die bestaan uit concentrische lagen van naaldvormige calciet-, apatiet- en magnetietkristallen. De laatste zijn gevoelig voor sterkte- en richtingsveranderingen in het aardmagnetisch veld.
Wat de samenhang is tussen de (psychoactieve) hormonen, de elektrische neuronenactiviteit en de diverse kristallen - is voor zover ons bekend, nooit beschreven. Wel bestaan er publicaties over deze elementen afzonderlijk. Over de functie van de hersenzandkorrels is nog niets bekend, behalve dat de grootten en hoeveelheid ervan geen samenhang vertonen met de menselijke leeftijd, in tegenstelling tot wat lang gedacht is.

De epifyse lijkt een belangrijke rol te spelen bij de synchronisatie van bepaalde lichaamsfuncties aan dagelijkse en seizoenvariaties. uit onderzoek is aangetoond dat de epifyse fungeert als de biologische klok die de dag-nachtritmen ook circadiaans ritme bestuurt.
circadiaans ritme
het verschijnsel dat vele fysiologische processen bij planten en dieren een ritme van ca. één dag (Lat.: dies), dwz. 24 uur, vertonen. Dit ritme wordt door uitwendige factoren (bijv. belichting, voedseltoediening) steeds ‘bijgesteld’. Bij een snelle verplaatsing naar oost of west raakt de biologische klok van slag
Bij zoogdieren is de epifyse betrokken bij de regeling van de seizoensgewijze voortplanting, doordat het de jaarlijkse lichtvariaties koppelt aan de activiteit van de geslachtsklieren via een wisselende productie van melatonine.
Klik hier voor het artikel: Pijnappeklier derder oog
Hypothalamus en de Hypofyse
Hypothalamus
De hypothalamus is bij de gewervelde dieren een uiterst belangrijk regelcentrum voor het constant houden van het ‘milieu intérieur’ . Het integreert alle autonome en hormonale processen in het lichaam (bijv. regeling van de lichaamstemperatuur, de koolhydraathuishouding, de water- en zouthuishouding, groei en voortplanting).
(hypothalamus (v. Gr. hupo = onder, thalamos = vertrek, kamer), onderdeel van de tussenhersenen. De hypothalamus bevat regelcentra voor de werking van de hypofyse en het autonoom zenuwstelsel. Dit orgaan vormt de bodem van de derde ventrikel, en bestaat uit een mediaal deel dat bijzonder celrijk is en een lateraal deel dat zeer vezelrijk is en dat de verbinding met het verlengde merg vormt.)
De hypothalamus ontvangt informatie vanuit het limbisch systeem, vanuit de hersenschors, en, via opstijgende banen door het ruggenmerg, vanuit de extero-, intero-, en propriosensoren (= receptoren).
Het mediale deel van de hypothalamus ontvangt rechtstreeks informatie met betrekking tot de toestand van het milieu intérieur (temperatuur, osmotische druk, concentratie van sommige hormonen). De hypothalamus geeft informatie af via zenuwverbindingen met de formatio reticularis in de hersenstam. Beïnvloeding van de hormonale toestand van het lichaam vindt plaats via de hypofyse. De hypothalamus speelt een belangrijke rol bij de aanpassing van het hart-vaatstelsel aan allerlei toestandsveranderingen in of van het lichaam.
Ook op het gedrag heeft de hypothalamus een regelende invloed; ze is betrokken bij de drie kerngedragingen, te weten: vlucht- en afweergedrag, voedingsgedrag en voortplantingsgedrag, welke de instandhouding van individu en soort bepalen. In feite zijn dit ook homeostatische mechanismen. Hypothalamische en hypofysaire hormonen, of brokstukken daarvan, kunnen een rechtstreekse invloed hebben op allerlei hersenfuncties.
Bouw van de hersenstam
De hersenstam, hier in kleur te zien in een dwarsdoorsnede van de hersenen, is het laagste gedeelte van de hersenen. Via de hersenstam worden prikkels doorgegeven van het ruggenmerg naar de hoger gelegen hersenen. In de hersenstam bevinden zich niet alleen functies als basis- en vitale ademhaling, bloeddruk, hartritme, maar ook oogbewegingen, braken en andere reflexen.
De hersenstam bestaat uit drie delen: het verlengde merg, de brug van Varol en de middenhersenen. Ruggenmergvloeistof wordt getransporteerd door een kanaal dat overlangs door deze structuren loopt. Over de lengte van de hersenstam strekt zich tevens een netwerk van cellen uit, dat formatio reticularis wordt genoemd en het bewustzijn regelt.
Bekijk ook deze informatieve video over de Hypothalamus en de Hypofyse.
Hypofyse
De Hypofyse is èèn van de belangrijkste klieren van het menselijk lichaam. Deze hormoonklier ligt bij de hersenen op de bodem van de schedel en is opgebouwd uit drie kliertjes: een voorkwab en middenkwab (de adenohypofyse) en een achterkwab (neurohypofyse). De Hypofyse heeft ongeveer de grootte van een boon en weegt 0,5 tot 1 gram. Hier worden de werking van belangrijke organen en lichaamsfunctie gereguleerd. De Hypofyse is doormiddel van de Hypofysesteel verbonden met de Hypothalamus. De Hypofyse word op zijn beurt gestuurd door de Hypothalamus, ofwel door de zenuwprikkels ofwel door de productie van hormonen die de werking van de Hypofyse direct beïnvloeden. De Hypofyse scheidt niet alleen hormonen af, welke ingrijpen in de functie van andere organen, maar er worden ook hormonen afgescheiden, welke de werking van andere endocriene klieren doen verzwakken of versterken. Bovendien staat de Hypofyse direct met het zenuwstelsel in verbinding en daardoor ontstaat de samenwerking tussen endocriene stelsel en zenuwstelsel.

Rechts: De hypofyse hangt aan de onderkant van de hersenen, beschermd door een bot dat de selle turcica heet.
De hypofysevoorkwab
(adenohypofyse of pars distalis).

Latijn (aden = klier)
De adenohypofyse heeft een typische klierstructuur, dit in tegenstelling tot de neurohypofyse die geheel opgebouwd is uit zenuwcellen en gliacellen (zenuwsteuncellen).De adenohypofyse of Pars distalis, die ontstaan is uit het monddakectoderm, bestaat uit verschillende soorten secretoire cellen, gerangschikt in strengen of velden van epitheliale cellen, rijkelijk doorschoten door een capillairnetwerk. De adenohypofyse bevat ongeveer driekwart van de massa van de hypofyse. In de hypofysevoorkwab worden, op basis van hun kleuringseigenschappen met standaard-histologische technieken, twee soorten cellen onderscheiden: chromofobe en chromofiele cellen. Chromofobe cellen (chroma= kleur) vormen ongeveer de helft van de epitheelcellen van de voorkwab en liggen vaak in groepjes bijeen. Zij tonen geen of weinig secreetkorrels en hebben een kleine hoeveelheid lichtgekleurd cytoplasma. Chromofobe cellen zijn een heterogene populatie. Die bestaat ten minste uit:
- een populatie reserve cellen (stamcellen)
- zojuist gedegranuleerde chromofiele cellen (dus tijdelijk chromofobe cellen)
- niet-epitheliale cellen, waaronder de folliculostellate cellen, als hypofysaire verscheiningsvorm van dendritische cellen uit het mononocleaire fagocyten-cysteem (mps).
Chromofiele cellen bevatten specifieke granula, die met bepaalde kleurstoffen selectief kunnen worden onderscheiden in acidofiele en basofiele cellen, op basis van de kleuringseigenschappen van hun secretieproduct (granula). Zij produceren de hormonen groeihormoon en prolactine, beide eiwitten.
In de basofiele cellen, meestal solitair gelegen, kleuren de granula met basische kleurstoffen kleurstoffen. Zij produceren thyreotroop, gnadatroop en corticotroop hormoon. Vanwege het glycoproteine karakter van deze hormonen kleuren deze cellen ook pas-positief.
De hormonen die door de adenohypofyse geproduceerd worden zijn o.a.:
- Het groeihormoon (GH of STH). Dit hormoon regelt de groei van lange pijpbeenderen, zolang de epyfysaire schijven nog niet verbeend zijn. Ook op de groei van spierweefsels is dit hormoon van invloed.
- Het stimulerend schildklierhormoon (TSH). (TSH reguleert o.a. de stofwisseling. Dit hormoon stimuleert de schildklier tot productie van het hormoon thyroxine. Door het terugkoppelingssysteem stimuleert een tekort aan thyroxine in het bloed de hypofyse tot afgifte van TSH)
- Het bijnierhormoon (ACTH). (ACTH speelt een rol bij lichamelijke afweerprocessen zoals stress, allergie, ontstekingen. Het ACTH stimuleert de bijnierschors tot afgifte van glucocorticiöden).
- De drie gonadotrope hormonen: LTH(prolactine), LH, FSH Die o.a. op de geslachtklieren (gonaden) werken en (mede) verantwoordelijk zijn voor de regulatie van de voorplanting en de secundaire geslachtskenmerken zonder welke de mensheid een stuk minder fleurig maakt. Celtypen van de hypofysevoorkwab en de hormonen die zij vormen. Somatotrope cellen (acidofiel) produceren groeihormoon (GH), ook wel genoemd somatotroop hormoon (STH) of somatotropine. Groeihormoon heeft verschillende effecten op de stofwisseling. Vooral bekend is het effect op de epifysaire schijf van de lange pijpbeenderen, waarin het de groei van de kraakbeencellen stimuleert. Dit is geen direct effect: groeihormoon wordt omgezet in de lever, waarbij een peptide wordt geproduceerd, somatomedine, dat inwerkt op de epifysaire schijf.
Mammotrope cellen (acidofiel) produceren prolactine (PRL). Aan prolactine wordt ook een stimulerend effect op het immuunsysteem toegeschreven.
Gonadotrope cellen (basofiel) vormen een uitzondering op de regel dat een celtype slechts een hormoon produceert: zowel het follikel stimulerend hormoon (FSH) als het luteiniserend hormoon (LH) worden door dit celtype gevormd. Beide hormonen hebben de gonaden als doelwitorgaan, zowel bij de man als bij de vrouw, en bevorderen daar respectievelijk de follikelrijping c.q. de spermatogenese, alsook de productie van oestrogeen/progesteron c.q. testosteron.
Thyreotrope cellen (basofiel) produceren het thyreoid stimulerend hormoon (TSH).TSH heeft een stimulerende werking op de vorming en afscheiding van de schildklierhormonen.
Corticotrope cellen (basofiel) worden ook wel POMC-cellen genoemd vanwege het feit dat zij een groot voorlopermolecuul, het zogenaamde pro-opiomelano-cortine (POMC) produceren, waaruit verschillende hormonen door afsplitsing kunnen vrijkomen. Deze hormonen zijn het adrenocorticotroop hormoon (ACTH), en het lipotroop hormoon (LPH, B-lipotropine).
De hypofysemiddenkwab
(adenohypfyse pars intermedia)
De hypofysemiddenkwab produceert melantrope hormoon.
Het MSH hormoon speelt o.a. een rol bij foetale groei en stimuleert de aanmaak van melatine. Melantine bevordert de vorming van melaninepigment in de huid. In de voorkwab worden ook hormonen geproduceerd die direct invloed hebben op het weefsel dat zei besturen zoals het groeihormoon (GH) en prolactine dat de melkafgifte regelt na de bevalling en deelneemt aan regulering van de geslachtshormonen.

De werking van de hypofysemiddenkwab wordt op haar beurt geregeld door de hormonen uit de Hypothalamus (bovenmeester), die terechtkomen via enkele bloedvaten tussen de twee klieren.
De hypofyseachterkwab
(neurohypofyse of pars nervosa).

De neurohypofyse is geheel opgebouwd uit zenuwcellen en gliacellen (zenuwsteuncellen). De hormonen die neurohypofyse geproduceerd worden zijn o.a.:
- ADH (vasopressine)ADH zorgt voor de waterhuishouding in het in het lichaam. De afgifte van het ADH wordt geregeld vanuit bepaalde centra in de hypothalamus die zeer gevoelig zijn voor veranderingen in het natrium en het chloorgehalte van het intercellulaire vocht. Zodra dit gehalte te hoog wordt neemt de ADH-secretie toe, waardoor de waterafgifte door de nieren wordt verminderd en het zoutgehalte relatief gaat dalen. Daarentegen neemt de ADH-secretie af zodra er te weinig natrium en chloor in het interstitiële vocht aanwezig zijn.
- Oxitine stimuleert o.a. de afgifte van moedermelk, weeën bij bevallingen, de spieren van de baarmoeder en de melkklieren. Deze hormonen worden geproduceerd in de neurosecretoire cellen van de hypothalamus en komen via zenuwceluitlopers (axonen) terecht in de neurohypofyse. Wanneer dit nodig is geeft de hypofyse deze hormonen af. Links: Vier van de hormonen van de hypofyse reguleren de hormoonproduktie van een andere klier. Een deel van die hormonen gaat voor 'negatieve reactie' terug naar de hypofyse en een deel gaat naar de hypothalamus, waar zenuwimpulsen worden afgegeven aan de hypofyse voor de controle van hormoon afgifte.
Schildklier en Bijschildklier
De schildklier ligt in de hals net onder het strottehoofd. Het bestaat uit twee kwabben die voor en opzij van het bovenste gedeelte van de luchtpijp liggen. De kwabben zijn verbonden door een brug van weefsel en er kan een kleinere middenkwab zijn, de piramidale kwab. De schildklier maakt het thyroxine. Wanneer de klier onder een microscoop Iigt zijn er veel kleine follikels te zien. Dit zijn weefseleilandjes die colloïde bevatten, een eiwit waaraan het thyroxine verbonden is en waarvan het vrij gemaakt kan worden door middel van enzymen.

De functie van thyroxine is niet op een bepaald gebied gericht. Het wordt door de klier afgestaan en dan waarschijnlijk door alle cellen van het bloed opgenomen. Er lijkt een receptor aan de opper vlakte van de celkern aanwezig te zijn, die op het hormoon reageert. Het belangrijkste effect van het hormoon is het verhogen van de hoeveelheid energie die de cel gebruikt, en van de hoeveelheid eiwit die de cel maakt. Hoewel de rot van het hormoon niet precies bekend is. is het essentieel voor het leven.
een tekening van de schildklier gerelateerd aan de omringende organen van de keel, waaronder de adamsappel en de luchtpijp. De inzet Iaat een deel van de schildklier zien, waarop de cellen staan die thyroxine produceren en bewaren.

De schildklier bevat jodium, dat essentieel is voor zijn functioneren. Het is het enige orgaan van het lichaam, dat jodium nodig heeft. Het wordt uit het bloed gehaald en een tekort aan jodium in het voedset geeft een slecht functionerende schildklier.
Zoals vele van de endocriene klieren, staat de schildklier onder controle van de hypofyse. Wanneer de hypofyse TSH produceert, wordt de hoeveelheid thyroxine die de klier afgeeft, verhoogd. De hoeveelheid TSH van de hypofyse gaat omhoog. Als het thyroxine gehalte in het bloed omlaag gaat - en andersom. Zo wordt het thyroxinegehatte in het bloed relatief constant gehouden.
De hypofyse zelf staat weer onder in vloed van de hypothalamus en het TSH gehalte wordt hoger, als de hypothalamus een stof TRH afgeeft. Dit wordt nog ingewikkelder, doordat het thyreoïd hormoon in twee vormen wordt geproduceerd. Dit is afhankelijk van het aantal jodiumatomen, dat het bevat. Het grootste deel is in de vorm van tetrajoodthyronine (met vier jodiumatomen en bekend als T4).
Maar het hormoon dat op celniveau actief is, is trijoodthyronine (bekend als T3). Hoewel de klier wat T3 aan het bloed af geeft, bestaat de grootste afgifte uit 14. dat in de weefsels in T3 wordt omgezet.
Bijschildklieren

Aan de achterkant van de schildklier liggen de vier kleine bijschildklieren. Zij controleren het calciumgehalte van het lichaam. Calcium is een onontbeerlijk mineraal, Niet alleen omdat het het belangrijkste element is voor de aanmaak van beenderen en tanden. maar ook om dat het een centrale rol speelt in de werking van spieren en zenuwcellen. Het calciumgehalte van het lichaam moet binnen bepaalde grenzen blijven om de spieren goed te laten werken. Dit wordt gereguleerd door het parathormoon van de bijschildklieren. De opname van calcium in het bloed wordt gereguleerd door vitamine D. die we krijgen door zonlicht en voedsel, en het PTH of parathormoon. Wanneer het calciumgehalte te laag is. geven de bij schildklieren een verhoogde hoeveelheid parathormoon af. dat ervoor zorgt dat de beenderen calcium afstaan aan het bloed. Is er te veel calcium in het bloed, dan wordt er minder PTH ge maakt en vermindert de calciumspiegel. De bijschildklieren zijn zo klein dat ze bijna niet te vinden zijn. De bovenste twee liggen achter de schildklier; de onderste twee, echter. kunnen in de schildklier en soms in de keel liggen.
boven : Wanneer het gehalte aan thyroxine laag is (links), geeft de hypofyse TSH af, waardoor thyroxine wordt bij gemaakt. Wanneer het gehalte goed is (rechts), stopt de hypofyse met produktie van TSH.
Thymusklier of Zwezerik

De thymusklier is eveneens een typische jeugdklier. Deze klier ligt achter het borstbeen, strekt zich aanvankelijk uit van de bovenkant van dit been tot nabij de hartstreek. De laatste jaren is duidelijk geworden dat de thymus, of zwezerik ook een grote rol speelt in het lymfestelsel en met andere organen betrokken is bij het immuunsysteem dat wil zeggen de bescherming tegen bronnen van infectie maar ook bij het voorkómen en bestrijden van kanker. De thymusklier begint na het vijftiende levensjaar in het algemeen snel te verschrompelen. Waneer de mens volledig volgroeid is, is de klier bijna geheel verschrompeld. De hormonen van de geslachtsklieren maken een eind de activiteit van de thymusklier en dit verklaart zijn snelle degeneratie waneer, tijdens de pubertijd, de geslachtshormonen beginnen te circuleren. Zolang de geslachtsklieren door de epifyse tot activiteit worden gedoemd, zal de thymusklier blijven verschrompelen.
De thymusklier heeft een hormonale werking waardoor de groei wordt geactiveerd en het lichaam word voorbereid op de productie van antistoffen. De uit de thymusklier geïsoleerde hormonen bestaan uit zogenaamde peptiden. De belangrijkste werking van deze hormonen zijn die van de thymusklier afhankelijke lymfocyten waardoor de cellulaire immuniteit wordt hersteld.
tekening: de relatieve grootte van de thymus van een kind vergeleken met een volwassene toont aan hoe belangrijk dit orgaan is voor het ontwikklelen van het immuunsysteem.
Structuur en functie
De thymus bevat veel lymfocyten, die het lichaam helpen tegen ziektes. De cellen zijn te vinden in het bloed, het beenmerg, de lymfeklieren en de milt en wanneer er een infectie in de weefsels is, gaan ze daarheen. De buitenste laag van de thymus, de schors, bevat veel lymfocyten. Daarbinnen ligt het merg, dat lymfocyten en andere soorten thymuscellen bevat. Er bestaat weinig twijfel over dat de thymus in de eerste levensjaren bezig is met het programmeren van de manier waar op het lichaam infecties zal bestrijden en vooral schijnt de thymus ervoor te zorgen dat het systeem zich niet tegen de eigen weefsels keert. Er zijn twee hoofdsoorten immuuncellen in het lichaam en het zijn beide lymfocyten. De T- of 'thymus'-lymfocyten zijn verantwoordelijk voor de herkenning van vreemde stoffen en voor de manier waarop het lichaam ze onschadelijk maakt. De andere immuuncel, de B-Iymfocyt, maakt de antilichamen te gen de vreemde stoffen.Men weet niet precies hoe de thymus zijn T-lymfocyten reguleert, maar het schijnt dat 95 procent van de nieuwe lymfocyten die in de thymus gemaakt worden, daar in feite worden vernietigd voor ze de kans krijgen naar de rest van bet lichaam te gaan. Waarschijnlijk is de reden hiervoor dat deze cellen zich tegen het eigen lichaam zouden kunnen keren. De thymus laat dan alleen die cellen verder gaan, die slechts vreemde stoffen aanvallen.

Een doorsnede van de thymus waarop de normale structuur te zien is. De grote paarse massa`s zijn de kwabben van dit orgaan
De alvleesklier

De alvleesklier of pancreas, een van de grootste klieren van het lichaam, bestaat eigenlijk uit twee klieren. Het is een endocriene klier die hormonen produceert, waarvan insuline de meest belangrijke is. Het is ook een exocriene klier - dus een klier die in een afvoer gang of andere holte uitkomt en niet direct in het bloed. De alvleesklier ligt achter de maag te gen de achterkant van de buikholte en tussen het duodenum en de milt. Het duodenum ligt rond de bovenkant van de alvleesklier. De basisorganen van de alvleesklier zijn de acini, groepen uitscheidende cellen rond het blinde einde van een kleine gang. Deze gangen zijn vertakkingen die uiteindelijk in een hoofdgang samenkomen, dit door het midden van de alvleesklier loopt. Tussen de acini lig gen de eilandjes van Langerhans. groepjes cellen die de hormonen insuline en glucagon afscheiden in het bloed. Insuline bepaalt het suikergehaite van het bloed. Glucagon is ook betrokken bij het suikergehalte, maar op een minder duidelijke manier.
Bij een tekort aan insuline ontstaat er suikerziekte of diabetes. Hiertegen worden injecties met dierlijk of kunstmatig gemaakte insuline gegeven. Als het suikergehaite in het bloed te hoog wordt, scheiden de eilandjes van Langerhans insuline aan het bloed af. De insuline gaat dan in tegen het effect van hormonen ais cortison en adrenaline, die het suikergehaite verhogen. De insuline werkt door suiker via het bloed naar de lichaamscellen te sturen, waar het als brandstof wordt gebruikt. Bij het ontbreken van insuline ontstaat er dus diabetes. Er zijn twee soorten diabetes. De eerste, diabetes mellitus (meltitus betekent 'als honing'), is de ziekte die wij kennen ais de gewone diabetes. De tweede soort, diabetes insipidus. is het gevolg van een disfunctioneren van de hypofyse en komt zelden voor. Bij de meeste diabetici functioneert de pancreas niet goed en wordt er geen insuline geproduceerd. Niemand weet precies hoe dat komt en er wordt veel onderzoek naar gedaan. Het lijkt erop dat sommige mensen meer aanleg hebben en dat een bepaalde gebeurtenis - misschien een infectie - de aanleiding vormt.
Boven rechts: De alvleesklier (pancreas) heeft een dubbele functie: de produktie van insuline en glucagon, die het suikergehalte van het Iichaam op peil houden, en de afscheiding van spijsverteringsenzymen aan de dunne darm.

Het soort diabetes dat volkomen onverwacht ontstaat, komt het meest voor bij kinderen en jongeren. Gelukkig kan dit behandeld worden met insuline, gemaakt van de alvleesklier van vee. Bij de meeste oudere diabetici produceert de alvleesklier wel insuline, en vaak in normale hoeveelheden, maar dan zijn de weefsels in het lichaam gevoelig voor diens werking, waardoor een te hoge bloedsuikerspiegel ontstaat. Diabetes of suikerziekte gaat meestal samen met overgewicht en het probleem wordt behandeld door middel van een suikervrij dieet. Meestal worden bij het dieet tabletten gebruikt die de alvleesklier stimuleren.mJammer genoeg is het beeld van twee soorten diabetes te eenvoudig. In werkelijkheid zijn de vormen dikwijls gemengd. Sommige mensen en zelfs kinderen hebben genoeg aan een dieet. terwijl anderen insuline nodig hebben om het bloedsuikergehalte op een goed peil te houden.
Hierboven: De hormonen insuline en glucagon worden gemaakt in de eilandjes van Lagerhans. Via de darmscheilader komen ze in het bloed en brengen het suikergehalte in het lichaam in evenwicht. Te weinig insuline veroozaakt diabetes.

wanneer insuline door de pancreas wordt gemaakt, stelt het glucose - die de cellen nodig hebben voor hun energie - in staat in de lever te worden opgeslagen. Wanneer de cellen meer energie nodig hebben, en daarvoor meer glucose, wordt er glucose aan de cellen vrijgegeven.
De bijnieren

De bijnieren, die onder andere adrenaline produceren, liggen gedeeltelijk bovenop en gedeeltelijk over de nieren heen. Elke klier bestaat uit twee delen: bijnierschors en bijniermerg. Beide delen scheiden verschillende hormonen af.
Het bijniermerg
Het bijniermerg produceert de hormonen adrenaline en noradrenaline. Samen zijn ze bekend als de 'vecht- of vlucht' hormonen, omdat ze het lichaam in staat stellen extra inspanning te verrichten om met gevaar of stress om te gaan.
Het adrenalinemerg is nauw verwant aan het zenuwstelsel. Dit kan ook ver wacht worden van een klier die het lichaam in staat stelt plotseling in actie te komen.
Tegenwoordig zijn de gevaren en stress situaties, waar we mee te maken heb ben, zowel psychologisch als fysiek, maar het lichaam reageert er op dezelfde manier op. Adrenaline zet het hart aan om sterker en sneller te kloppen. Dit verhoogt de bloeddruk, terwijl de bloedvaten aan de oppervlakte van het lichaam zich samentrekken om het bloed naar het hart te stuwen. Dit is de manier waarop we 'verbleken'. Ook wordt glycogeen, opgeslagen in de lever en de spieren. omgezet in glucose die nodig is voor extra energie. Wanneer het gevaar of de stress over is, vermindert de adrenalineproductie en reageert het lichaam weer normaal. Maar als gevaar of stress constant aanwezig is. blijft het lichaam klaar om te handelen. Dit kan leiden tot een lichaamsconditie die met stress te maken heeft, namelijk hoge bloeddruk.
De bijnierschors

De bijnierschors produceert een aantal hormonen, de steroïden, waarvan de meest belangrijke aldosteron en cortison zijn.
Aldosteron: er zijn drie soorten steroïden, die ieder een verschillende functie hebben. De eerste, bekend als water- en zouthormonen. zorgen voor het vast houden van water in het lichaam. Het belangrijkste hormoon van deze soort is het aldosteron, dat de nieren laat weten dat er minder zout via de urine moet worden uitgescheiden. Zout bepaalt de hoeveelheid bloed die circuleert, wat weer invloed heeft op de pompfunctie van het hart. Elk zoutmolecuul in het lichaam wordt vergezeld van een groot aantal watermoleculen. Dat betekent dat als er veel zout verloren gaat, het lichaam ook veel water af staat, waardoor het volume en de druk van het bloed verminderen. Daardoor heeft het hart er meer moeite mee genoeg bloed door het lichaam te pompen. Het afscheiden van aldosteron wordt gecontroleerd door het hormoon renine, dat door de nieren geproduceerd wordt. Wanneer het aldosterongehalte laag is, produceren de nieren renine en het hormoongehalte gaat omhoog; wanneer het hormoongehalte te hoog is, worden de nieren minder actief, waardoor het hormoongehalte in het bloed weer normaal wordt.
Cortison: de suikerhormonen, waarvan cortison de belangrijkste is, zijn verantwoordelijk voor het verhogen van het bloedsuikergehalte. Glucose is de belangrijkste energiebron van het lichaam en wanneer er extra energie nodig is, zo als bij stress, zorgt cortison voor de om zetting van eiwit in glucose. Er zijn meer hormonen actief voor de verhoging van het bloedsuikergehalte en er is maar één hormoon dat het bloedsuiker gehalte omlaag brengt, en dat is insuline. Omdat daar maar één hormoon voor is, ontstaat er bij een tekort aan insuline onmiddellijk een ziekte, namelijk suikerziekte. Behalve de belangrijke rol die cortison speelt in de stofwisseling, is het ook essentieel voor het functioneren van het immuunsysteem, het verdedigingsmechanisme van het lichaam tegen ziekte en verwonding. Maar als het normale cortisongehalte kunstmatig verhoogd wordt, bijvoorbeeld om na een transplantatie afstootreacties te voorkomen. vermindert de weerstand tegen infecties. Het lichaam produceert zelf niet te veel cortison.
Corticosteroïden: (een subgroep van de steroïden) zijn hormonen die van nature in het lichaam voorkomen, en geproduceerd worden door de bijnierschors. Corticosteron, cortisol en cortison vormen een subgroep van de corticosteroïden, en zorgen voor de verwerking van koolhydraten, eiwitten en vet, en het omgaan met stress. Ze werken ook onstekingsremmend. Hydrocortison is een chemische vorm van cortisol.
Geslachtshormonen:de laatste groep hormonen, geproduceerd door de bij nieren, zijn de geslachtshormonen. Ze worden afgescheiden door bet bijnier merg en vullen de zes hormonen aan die bij de vrouw door de eierstokken en bij de man door de teelballen geproduceerd worden. Het belangrijkste mannelijke geslachtshormoon dat ook bij vrouwen, maar in mindere mate. aanwezig is - is testosteron. Het is verantwoordelijk voor vergroting van de spieren. Anabole steroïden zijn synthetische derivaten van onder andere mannelijke geslachtshormonen.
Controle van cortison

Cortison is zo belangrijk voor het lichaam dat de productie onder strenge controle moet staan. Dit controlemechanisme is de hypofyse. De hypofyse scheidt het hormoon ACTH af dat de cortisonproduktie stimuleert, en net als bij de hormonen renine en aldosteron werken de twee stoffen via de 'negatieve reactie' op elkaar in. Wanneer het cortisongehalte te laag is, scheidt de hypofyse ACTH af en gaat bet gehalte om hoog, en andersom.
Natriumchloride, of zout, is een essentieel onderdeel van de vloeistof, waarin de cellen liggen, en het bepaalt ook de hoeveelheid bloed die in het lichaam circuleert. De nieren zorgen voor het evenwicht tussen de uitgescheiden hoeveelheid zout in urine en zweet en het zoutgehalte van het lichaam. Dit wordt gereguleerd door het hormoon aldosteron, dat de nieren vertelt minder zout uitte scheiden, als het gehalte in het lichaam te laag wordt. Het meeste natrium in het zout bevindt zich buiten de cellen in de extracellulaire vloeistof. Het wordt daar gehouden door een mechanisme dat de natriumpomp heet. Dit pompt het natrium uit de cel en houdt het kalium erin. Dit is nodig voor het doorgeven van impulsen via het celmembraan.
cortisol
Geslachtsklieren
Geslachtsklieren - de zaadballen bij de man en de eierstokken bij de vrouw - zijn de organen die geslachtscellen (gameten) en geslachtshormonen produceren. De mannelijke gameten (de zaadcellen) worden gevormd door celdeling in de testiskanaaltjes in de zaadballen. Elke dag rijpen enkele honderden miljoenen zaadcellen, die in de bijbal worden opgeslagen. De zaadcellen die niet vrijkomen bij de zaadlozing worden weer opgenomen in het lichaam. In het lichaam van de vrouw rijpen eicellen in de eierstokken. Een meisje heeft bij de geboorte zo'n twee miljoen onrijpe eicellen. Vanaf de puberteit wordt er ongeveer om de 28 dagen een eicel rijp in de zakvormige Graafse follikel. De eisprong vindt plaats als de follikel in de eierstok barst en de eicel via de eileider naar de baarmoeder getransporteerd wordt.

Het mannelijk genitaalstelsel
De productie van de hormonen die het seksuele leven van de man of de vrouw sturen begint pas rond de puberteit. Bij de mannen produceren de testikels (testes) gelegen in de balzak (scrotum) o.a. het hormoon:
- Androgenen zoals testosteron De productie van dit hormoon staat onder leiding van het "interstitiële-cellenstimulerend " hormoon (ICH), dat hetzelfde is als de LH dat door de hypofysevoorkwab van de vrouw wordt gevormd. Het hormoon testosteron heeft een tweeledige functie: · Regulering van de groei der geslachtsorganen (penis en testes)en de stimulering van de productie van zaadcellen (spermatozoïden).
- Ontwikkeling van de secundaire geslachtkenmerken (lage stem, mannelijke beharing en dergelijke).
Het mannelijk genitaalstelsel bestaat uit;

- de testes of gonade
- de afvoerwegen voor de geslachtscellen met de daarbij behorende klieren en de penis. De testis produceert zowel rijpe zaadcellen spermatozoen als hormonen. De zaadcellen worden tezamen met een vloeistof die is geproduceerd in de klieren, langs de afvoerwegen, door de uretha en via de penis afgevoerd naar buiten. De door de testis geproduceerde hormonen worden lokaal aan de bloedbaan afgegeven.
Het oppervlakte van de testis, alsook de binnenwand van de het scrotum(balzak) zijn bedekt met een zogenaamd serosa(tunica vaginalis). Hierin heeft de testis een zekere beweeglijkheid, die eventuele beschadigingen tegen kan gaan. De testis zelf is omgeven door een stevig kapsel, de tunica albuginea, bestaande uit straf fibrillair bindweefsel, dat zich aan de achterzijde verbreedt tot het mediastinum testis. Van hieruit uitstralend verdelen de bindweefselsepta de testis in ongeveer 250 piramidevormige lobuli. In elke lobulus liggen, ingebed in losmazig bindweefsel 1 tot 4 sterk gewonden tubuli semiferi (zaadbuisjes), waarin de zaadcellen rijpen. Aan het einde van elke tubuli vernauwt het lumen zich; daar gaat het spermatozoen vormende epitheel over in een eenlagig kubissch epitheel met microvili.
De met dit epitheel beklede tubuli recti verbinden de zaadbuisjes met het rete testis, een netwerk van buisjes gelegen in het bindweefsel van het mediastinum testis. Van hier worden de spermatozoen via 10 tot 20 buisjes afgevoerd naar de bijbal.
De zaadbuisjesDe wand van de zaadbuisjes zijn opgebouwd uit;
- een dunne propia van vezelig bindweefsel.
- een basale membraan
- het spermatozoen vormende epitheel Het epitheel van zaadbuisjes bestaat uit de cellen van sertoli en de cellen van de spermatogenetische reeks, laats genoemde cellen zijn afkomstig uit het dooierzaktoderm en migreren als primaire geslachtscellen naar de testis in de vroegembryonale ontwikkeling. De cellen van sertolli, afkomstig van coeloom epitheel, vormen de structurele basis van de zaadbuisjes.
Spermatogenese
De cellen van de spermatogenetische reeks vormen 4 tot 8 lagen tussen de basale membraan en het lumen van de zaadbuisjes. In deze ontwikkelings reeks, die als geheel met de term spermatogenese wordt aangeduid, zijn de volgende stadia te onderscheiden;
- 1 de spermatocytogenese, waarbij spermatogonia zich delen en steeds nieuwe generaties van spermatocyten produceren.
- de meiose, waarin de primaire spermatocyt een tweetal delingen doormaakt waarbij het aantal.
- De spermiogenese waarbij de spermatiden via een specialisatieproces overgaan in spermatozoen of spermien.
Spermacytogenese
Aan de basis van het proces van spermatogenese bevind zich een stamcelpopulatie, gevormd door de A-spermatogonia, die zichzelf instant houdt. Bij het opgang komen van de spermatogenese in de pubertijd gaan deze A-spermatogonia delen, waarbij een deel van de dochtercellen specialiseert tot B-spermatogonia, dia na enkele delingen overgaan in primaire spermatocyten.
Meiose
Tijdens meiose (reductiedeling) ondergaan primaire spermatocyten een van de normale deling afwijkend delingsproces (reductiedeling) waaruit, haploide spermatiden ontstaan (x dan wel y chromosoom dragend), die voor verdere deling overgaan in spermatozoen. Aldus ontstane spermatozoen verlaten de zaadbuisjes om in het eerste deel van de afvoerwegen (epididymus) verdere rijping te ondergaan. Het resterende deel van de afvoerwegen (ductus deferens, urethra, penis) en de daarmee geassocieerde geslachtsklieren; vesticulae seminalis, prostaat, kliertjes van cowper zijn vooral betrokken bij de uiteindelijke afvoer en activering van gerijpte spermatozoen tijdens de ejaculatie.
Spermatogenetische reeks
Het proces vanaf de deling en specialisatie van spermatogonia A en B tot en met de spermatocytogenese, de meiose en de spemiogenese, duurt bij de mens ongeveer 64 dagen. Elke zestiende dag delen zich bij de mens op een bepaalde plaats in de wand van een tubules de stamcellen; de helft van de dochtercellen worden weer stamcellen, de andere helft wordt opgenomen in het proces van spermatogenese. Zo keert elke zestien dagen op elke plaats hetzelfde patroon terug: de cyclus van het spermatogenetische epitheel.
Cellen van sertoli

De cellen van sertoli of voedstercellen hebben een langgerekte piramide-tot trapeziumvorm en zijn met hun brede basis gelegen tegen de basale membraan; hun apicale einde reikt tot in het lumen van de zaadbuisjes. de cellen van de spermatogenetische reeks zijn gelegen in de intercellulaire ruimte tussen de sertolli-cellen, waarbij deze diep in het cytoplasma kunnen doordringen.
Functies sertolicellen
Behalve het instandhouden van de bloed-testis barriëre, hebben sertolicellen nog de volgende functies:
- steun, bescherming en voeding van de zich ontwikkelende zaadcellen.
- afbraak van restlichaampjes
- secretie, de cellen van sertoli scheiden een vocht af naar het tubules lumen dat een rol speelt bij het transport van de vrijkomende zaadcellen.
Testosteron
De productie van mannelijk geslachtshormoon testosteron vindt, onder invloed van het hormoon LH, plaats in de instertitutiele cellen van leydig, gelegen in het stroma tussen de zaadbuisjes. Het aldus geproduceerde testosteron heeft zowel lokaal effect op de spermatogenese in de sertolicellen (samen met het hormoon FSH), als via de bloedbaan op allerlei weefsels en organen elders in het lichaam. Tezamen met het inhibine uit de sertollicellen participeert het testosteron in een feedbackregulatie van de productie van gonadotrope hormonen in de hypofyse.
Accessoire geslachtsklieren
Tot de accessoire geslachtsklieren behoren: de vesiculae seminalis, de prostaat en de kliertjes van cowper.
Vesiculae Seminalis
De vesiculae seminalis die ondanks hun naam, geen opslagplaats zijn voor rijpe spermatozoen. Het secreet van de vesiculae wordt in het lumen opgehoopt en wordt tijdens de ejaculatie door de contractie van de spierlaag aan het ejaculaat toegevoegd.
De vesiculae seminalis produceren het grootste deel (ca 70 %) van de zaadvloeistof. Het bevat fructose, citraat, inositol, protaglandinen en verschillende eiwitten; deze stoffen zijn van belang voor de voeding en de beweeglijkheid van de spermien. De hoogte van de epitheelcellen van de vesiculae seminalis en hun secretoire activiteit zijn afhankelijk van testosteron.
Prostaat
Het prostaat produceert de prostaatvloeistof, die in het lumen van de klierbuizen wordt opgeslagen en tijdens de ejaculatie in de uretrha wordt uitgestort. deze vloeistof is kleurloos en bevat o.a. het eiwitsplitsende enzym fibrinolysine (van betekenis voor de regeling van het semen), alsook het enzym zure fosfate. In de prostaat onderscheid men drie lagen van klieren: de mucosale, de submucosale en de hoofdklieren, die allen concentrisch rond de uretrha liggen.
Kliertjes van Cowper
Deze kliertjes zijn ongeveer zo groot als ert. Het epitheel bestaat uit mukeuze cellen die een secreet produceren dat veel sialoproteinen bevat.
Het vrouwelijk genitaal stelsel.
Bij de vrouwen produceren de eierstokken (ovaria) gelegen in de kleine bekken, ter weerszijden van de baarmoeder onder invloed van de gonade hormonen van de hypofyse o.a. het hormoon:
- Oestrogeen
- Progesteron

Beide hormonen spelen een rol bij menstruatie, de zwangerschap, groei van borsten en anderzijds de productie van eicellen. Het vrouwelijk genitaal stelsel bestaat uit:
- de beide ovaria of gonaden
- de afvoerwegen van de geslachtscellen, de tuba, uterus, vagina.
Het ovarium produceert zowel rijpe geslachtscellen (ocyten )als hormonen. Deze laatste worden via de bloedbaan afgevoerd. Van de afvoerwegen heeft de uterus als belangrijkste functie de tijdelijke huisvesting van de ongeboren vrucht. Tussen de menarche, het tijdstip waarop de eerste menstruatie optreedt, en de menopauze, wanneer de laatste menstruatie optreedt, ondergaat dit systeem cyclische veranderingen in structuur en functionele activiteit; deze veranderingen worden hormonaal gereguleerd. Na de menopauze ondergaat het stelsel een langzame involutie.
Ovarium

Het ovarium is een amandelvormig orgaan met een lengte tot 5 cm, een breedte van 1,5-2 cm en een dikte van 1cm. Op doorsnede zijn ze te onderscheiden een schors (cortex) en een merg (medulla), dat uit vaatrijk losmazig bindweefsel bestaat. Het ovarium is bekleed met visceraal peritoneum, ook wel kiemepitheel genoemd. In tegenstelling tot de spermatogenese bij de man, die eenmaal op gang gekomen een continu proces is, is de productie van eicellen in het ovarium bij de vrouw, tijdens de geslachtsrijpe periode, een periodiek en cyclisch proces. Aangezien een eventueel bevruchte eicel, om uit te groeien tot een voldragen vrucht, gedurende negen maanden moet worden gehuisvest, wordt de rest van het vrouwelijk genitaal stelsel dan ook gekenmerkt door het feit dat het zich periodiek op een dergelijke huisvesting voorbereidt. De periodiciteit staat onder strenge hormonale controle, die wordt aangetuurd vanuit de hypothalamus-hypofyse. Hormonale regelkringen waaraan ook het ovarium deelneemt, bepalen de gebeurtenissen binnen een bepaalde periode. Voor de geboorte ontwikkelen zich in het ovarium grote primordiale follikels, de voorlopers van de latere follikels, bestaande uit een oergeslachtscel (ocyt) omgeven door een laag mantelcellen (follikelcellen).
In de geslachtsrijpe periode ontwikkelt zich per cyclus slecht een follikel, de dominante follikel, tot sprongrijpe follikel, waaruit een eicel vrijkomt. Paralel aan deze follikelrijping treden in de afvoerwegen door inwerking van in het ovarium geproduceerde hormonen, passende veranderingen op, die bevruchting en innesteling in de baarmoederwand van een bevruchte eicel mogelijk maken.
Aan deze veranderingen wordt door de follikel eveneens bijgedragen. Wanner geen zwangerschap optreedt worde deze veranderingen weer ongedaan gemaakt in de menstruatie, waarna de cyclus zich herhaalt. Treedt wel zwangerschap op dan ontwikkelt zich op het grensvlak van embryo en moeder, dat wil zeggen in de baarmoeder, de placenta. Deze structuur maakt de groei van het embryo mogelijk. Wederom gebruikmakend van hormonale regelkringen, waarin ook het embryo zelf is betrokken (foeto-placentaire eenheid).